Tijdens de bespreking van het Belastingplan in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris aangegeven dat als voorwaarde om nog gebruik te kunnen maken van de stamrechtvrijstelling het ontslag uiterlijk op 31 december 2013 moet zijn aangezegd.
Essentieel is dat de aard en de omvang van de vrijgestelde stamrechtaanspraken op 31 december 2013 voldoende bepaald of bepaalbaar zijn. De staatssecretaris vindt het daarvoor onder meer nodig dat er uiterlijk op 31 december 2013 een getekende stamrechtovereenkomst ligt, waaruit blijkt dat de ontslagvergoeding bij een in de wet aangewezen aanbieder wordt ondergebracht.
Ook de ontslagdatum dient op 31 december 2013 vast te staan. Maar dat betekent niet dat de feitelijke ontslagdatum ook al in 2013 gelegen dient te zijn. Van belang is dat het ontslag uiterlijk op 31 december 2013 is aangezegd en op korte termijn wordt uitgevoerd.
Van een korte termijn is in ieder geval sprake als het gaat om de wettelijke opzegtermijn. De wettelijke opzegtermijn kan, inclusief de wettelijke verlengingsmogelijkheid, oplopen tot uiterlijk een halfjaar. Dat betekent dat de feitelijke ontslagdatum uiterlijk op 30 juni 2014 moet liggen.
Volgens de staatssecretaris hebben werknemers aan wie het ontslag vóór 1 januari 2014 is aangezegd, hiermee voldoende tijd om alsnog een stamrecht af te sluiten.
Het is dus nog mogelijk om een stamrecht te arrangeren als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: